Logo
Wat stelt het logo voor?
Het logo van de Historische Kring Hoogeveen is een ontwerp van Leo van Dam, met als onderwerp de Schutsluis. Een logo of vignet moet een stukje bekendheid overdragen naar de lezer of kijker. Een herkenning dus. Die herkenning beoogt ook het logo van de Historische Kring Hoogeveen.
Wat is de symboliek van het logo?
Het logo is een schutsluis. De sluisdeuren op drie fundamenten; met daarboven twee blauwe strepen, het landschap. Het is uitgevoerd in blauw op een witte achtergrond.
Blauw en wit zijn de kleuren van Hoogeveen. De symboliek is: de Historische Kring Hoogeveen wil het verleden van Hoogeveen 'opschutten', d.w.z. op een hoger peil brengen en toegankelijk maken.
Wat is de betekenis van de sluisdeuren?
Het heeft de gestileerde vorm van een stel sluisdeuren. Afgebeeld zijn zogenaamde punt- of stuitdeuren. De sluisdeuren vormden uiteindelijk de poort die toegang gaf tot de scheepvaartroute naar de Zuiderzee. Men moet zich bij die eerste schutten of verlaten in de Echtinger Grift, later Hoogeveensche Vaart genoemd, geen grote afmetingen voorstellen.
De lengte tussen de hoofden was in 1632 bepaald op 72 voet = circa 21,20 meter. De breedte is niet genoemd, maar zal circa 3,80 meter zijn. Het kanaal zelf was maar 4,70 meter breed, terwijl de diepte zo gering was, dat de pramen op sommige plaatsen aan de grond liepen, terwijl ze toch slechts een maximale diepgang mochten hebben van 75 cm. Om schade aan verlaten te voorkomen en de schippers te dwingen tot hun geluk, werd een peilbalk onder water gesteld, waar de pramen vlot drijvend over moesten kunnen varen. Aanvankelijk waren de scheepjes niet groter dan 10-20 ton. Later werden ze 30 ton en groter en werden de verlaten en de vaart, als gevolg van het voortschrijdend inzicht, wijder gemaakt. In 1661 werd de vaart op 9,40 meter breedte gebracht. De verlaten bestonden uit een kolk met twee hoofden, waarin zich de deuren bevonden. In het begin paste men plechtsluitende en lastig te bedienen hefdeuren toe. Dit waren rechthoekige houten schotten, die de gehele doorgang afsloten. Ze werden omhoog geheven door middel van een windas met handspaken. Later werden de hefdeuren vervangen door de modernere sluitdeuren. Dit was een stel aan scharnieren bevestigde deurbladen, die in gesloten stand een hoek vormden tegen de stroomrichting in, zodat ze door de waterkracht werden gesloten en waterdicht tegen elkaar en tegen de onderste aanslagbalk gedrukt. Dit nu zijn de deuren zoals ze in ons logo staan afgebeeld.
Wat is de constructie van de sluisdeuren?
De bodem en wanden van de schutbak en ook de hoofden met de vleugels waren gemaakt van eikenhouten balken met daarachter een beplanking van grenenhout. De ruimte tussen de planken en de uitgegraven bouwput werd aangevuld met een stapelwerk van grauwe turf. Deze turf werd gratis ter beschikking gesteld door de Compagnie van de 5000 Morgen. Omdat de techniek van onderheien en verankeren van de sluiswanden nog in de kinderschoenen stond, moest het uitgraven, richten van de wanden en aanvullen steeds weer opnieuw gebeuren.
Om enig verband te krijgen in de slappe constructie werden per verlaat drie zware jukken aangebracht, elk bestaande uit twee stijlen en een gebint. Door de gebinten te zagen uit een kromme eikenboom, waren deze in het midden een voet (29,5 cm) hoger, waardoor de deklasten met turf ook hoger opgestapeld konden worden. Al het hout- en ijzerwerk van de verlaten werd geteerd om langer mee te gaan. Tenslotte werden de bodem en oevers buiten de sluishoofden beschermd tegen uitspoelen, door middel van betuiningen bestaande uit gevlochten rijshout en piketpalen, welke twee voet in de vaste grond werden gedreven. Deze zinkstukken werden tegen opdrijven verzwaard met zand.
Wat betekent 'Het slompen van de scheepjes'?
Tussen Hoogeveen en Meppel werden, in de periode van september 1632 tot medio 1634, elf sluisjes gebouwd. De zeven sluizen in de beneden Vaart, van Echten tot Meppel, waren in 1633 gereed, want toen werd de eerste turf verscheept. Als er in een droge zomer te weinig water in de vaart stond, werden de schuiven in de greppels naar het Grote Meer en later Rygmeer opengezet.
Verder werd verboden aan de aangelanden van de vaart om water af te tappen door middel van inlaten en/of pompen. Het was de praamschippers streng verboden om te slompen. Het slompen was een primitieve techniek om een vastgelopen scheepje over een ondiepte te laten glijden. De schipper gooide het dan op een akkoordje met de verlaatsman of vrouw (die waren er ook), die hem een golf extra water nagaf, door de deuren iets te openen. Door deze geforceerde manier van doorspoelen ontstond er schade aan de kanaalbodem en ook vaak aan de beladen praam. De ondiepte werd plaatselijk nog ondieper zodat het middel erger was dan de kwaal. Het slompen was vroeger in zwang op riviertjes zoals de Regge, de Vecht en de Berkel, die werden bevaren door scheepjes van het Zomp-type. In deze niet gekanaliseerde wateren werden, in droge tijden, aarden dammetjes opgeworpen door de schippers om het water op te stuwen. Al gravend en dammetjes doorstekend, konden ze zo moeizaam met hun sterk en stijf gebouwde scheepjes over de ondieptes geraken.
Waar kan ik meer te weten komen over dit onderwerp?
Hoe de deuren en pramen er uitzagen die de Hoogeveense turf afvoerden naar Zwartsluis kan men uitvoerig zien en lezen in het boek 'Het scheepvaartcentrum Hoogeveen en zijn Scheeps(timmer) werven' geschreven door H. Oelen.